Onderwijssysteem in Vlaanderen

In Vlaanderen zijn kinderen vanaf het jaar dat ze zes worden tot het achttiende levensjaar leerplichtig. Kinderen kunnen vanaf 2,5 jaar al kleuteronderwijs volgen. In het jaar dat ze zes worden gaan ze naar de lagere school. In het twaalfde levensjaar gaan kinderen naar het secundair onderwijs.

Lager onderwijs
Een leerling volgt van zijn zesde tot en met zijn twaalfde levensjaar primair onderwijs op een basisschool. De lagere school bestaat uit zes leerjaren. In het laatste jaar haalt de leerling een getuigschrift basisonderwijs waarmee het naar het eerste leerjaar A van het secundair onderwijs gaat. Leerlingen die dit niet halen kunnen naar het 1ste leerjaar B. Daar krijgt de leerling meer onderwijs op maat om bepaalde vaardigheden of kennis beter onder de knie te krijgen. Na een geslaagd 1ste leerjaar B kan de leerling alsnog naar het 1ste leerjaar A gaan.

Secundair onderwijs
Bij de overstap van basisonderwijs naar secundair onderwijs gaan de meeste leerlingen naar het voltijds gewoon secundair onderwijs, waar ze in de 1ste graad starten in het 1ste leerjaar A of B. Het onderwijs in Vlaanderen is onderverdeeld in drie graden. Het is de bedoeling dat de leerlingen in de 1ste graad met zoveel mogelijk vakken kennismaken en dan vanaf de 2de graad (het derde en vierde leerjaar) een bewuste studiekeuze maken. In de 3de graad wordt dit nog verder verfijnd. In de 2de en 3de graad bestaan 4 onderwijsvormen: 

  1. Algemeen secundair onderwijs (aso)
    Het aso legt de nadruk op een ruime theoretische vorming. Het biedt de leerling een stevige basis om hoger onderwijs te volgen.

  2. Beroepssecundair onderwijs (bso)
    Het bso is een praktische onderwijsvorm waarin de leerling een beroep aanleert en ook algemene vorming krijgt.

  3. Kunstsecundair onderwijs (kso)
    In het kso volgt de leerling een algemene, ruime vorming naast kunstvakken. De leerling gaat ook kunstprojecten uitwerken. Na het kso kan een beroep worden uitgeoefend of overgestapt worden naar het hoger onderwijs.

  4. Technisch secundair onderwijs (tso)
    In het tso gaat de aandacht vooral naar algemene en technisch-theoretische vakken. Na het tso kan de leerling een beroep uitoefenen of verder studeren in het hoger onderwijs. Bij de opleiding horen ook praktijklessen. 

    De onderwijsvormen zijn verder onderverdeeld in studiegebieden en studierichtingen. 

7de leerjaar
Het is ook mogelijk om in de 3de graad nog een derde jaar te volgen. Dit is het 7de leerjaar:

  • In het bso om een diploma secundair onderwijs te behalen.

  • In het aso, kso en tso diploma secundair onderwijs na het 2de jaar van de 3de graad.

  • In het bso na het 2de jaar een studiegetuigschrift te behalen, pas na het 3de jaar een diploma

  • Het aso en kso zijn de voorbereidingsjaren op het hoger onderwijs

  • In het tso en kso om zich te specialiseren: de Se-n-Se-opleidingen. Dit zijn korte opleidingen binnen de 3de graad technisch en kunstsecundair onderwijs (tso en kso). Een Se-n-Se-opleiding bereidt voor op een beroep, een groot deel van de opleidingstijd bestaat uit leren op een werkplek.

Hoger onderwijs
Aan de hogescholen, de universiteiten en enkele andere hogeronderwijsinstellingen kunnen bachelor- of masteropleiding gevolgd worden:

  • Universitair onderwijs wordt aangeboden door universiteiten. De student wordt opgeleid in de studiekeuze samen met wetenschappelijk onderzoek. 

  • Hoger niet-universitair onderwijs omvat zowel hogescholen en kunstacademies. De studies zijn beroepsgericht.